DREMPEL:

Gebrek aan maatwerk

Veel scholings- en ontwikkeltrajecten sluiten onvoldoende aan op de ondersteuningsbehoeften van mensen met een arbeidsbeperking. Denk aan onvoldoende flexibiliteit en een gebrek aan persoonlijke begeleiding of afstemming op tempo en belastbaarheid. Zonder maatwerk sluiten zelfs goedbedoelde trajecten niet aan en blijven kansen op groei onbenut.

‘Leven Lang Ontwikkelen maakt de arbeidsmarkt sterker, juist omdat dit ruimte geeft aan de talenten van iedereen, met of zonder arbeidsbeperking.’

Noortje van Lith, Beleidsondersteuner Leven Lang Ontwikkelen SER

Wat is de drempel?

Informeel leren, zoals leren van uitdagende taken of van collega’s, is voor volwassenen heel belangrijk, omdat ze aan deze manier van leren veel meer tijd besteden dan aan leren via opleidingen en trainingen.

Voor iedereen is het belangrijk dat werk en ontwikkeling aansluiten bij persoonlijke wensen en mogelijkheden. Maar voor mensen met een arbeidsbeperking is dat geen luxe, maar noodzaak. Zonder maatwerk komen leer- en ontwikkelkansen snel buiten bereik te liggen.


Veel werkgevers kijken samen met medewerkers wat nodig is om goed te kunnen werken. Afhankelijk van de beperking wordt maatwerk geboden, bijvoorbeeld met ondersteuning van een jobcoach.


Toch blijkt dat maatwerk in de praktijk niet altijd goed van de grond komt. Soms is er te weinig ruimte of sluit het aanbod onvoldoende aan. Maar opvallend genoeg komt ook het omgekeerde voor: maatwerk dat juist zó ver gaat, dat het medewerkers belemmert in hun ontwikkeling. Denk aan functies die zo specifiek op één persoon zijn toegesneden, dat er geen doorgroeimogelijkheden zijn. Dat kan goed bedoeld zijn, maar vergroot het risico dat iemand stilstaat in plaats van groeit.


Snelle plaatsing

Ook het systeem werkt niet altijd mee. Sommige mensen vallen buiten het doelgroepregister omdat ze een universitair of hbo-diploma hebben. Dat betekent dat ze minder ondersteuning krijgen. Instanties zoals het UWV richten zich in de praktijk vaak op snelle plaatsing in een baan, terwijl er minder aandacht is voor duurzame ontwikkeling op langere termijn. Dat kan op korte termijn werken, maar helpt niet bij het opbouwen van een toekomst waarin iemand zich kan blijven ontwikkelen en doorgroeien.


Een ander knelpunt is het strakke vasthouden aan diploma’s of standaardfunctie-eisen. Voor veel mensen met een arbeidsbeperking is het lastig om via het reguliere onderwijssysteem een diploma te halen. Dan kunnen werkplekleren of praktijkverklaringen een waardevol alternatief zijn, bijvoorbeeld voor mensen voor wie mbo 1 (nog) niet haalbaar is. Maar of die mogelijkheden benut worden, hangt sterk af van de bereidheid van scholen én werkgevers. En die is nog lang niet vanzelfsprekend.


Niet doorschieten

Een voorbeeld van innovatief maatwerk is jobcarving: het herverdelen van taken uit bestaande functies tot een nieuwe, op maat gemaakte rol. Zo ontstaan er kansen voor mensen met specifieke talenten, die anders buiten beeld blijven. Tegelijk profiteren collega’s doordat zij zich meer kunnen richten op hun kerntaken. Jobcarving draagt bij aan een inclusieve werkvloer én kan de efficiëntie en samenwerking in het team versterken.


Maar ook hier geldt: maatwerk moet niet doorschieten. Als een functie zó specifiek wordt ingericht dat hij niet in het reguliere functiehuis past, belemmert dat de mogelijkheid om door te groeien. Dat risico kwam ook aan de orde tijdens de bijeenkomst ‘LLO zonder drempels’, die we in november 2024 bij de SER organiseerden voor werkenden en professionals. Goed maatwerk houdt dus niet alleen rekening met wat nu werkt, maar ook met waar iemand naartoe kan groeien.


Goede begeleiding op de werkvloer is cruciaal. Zonder passende ondersteuning is het lastig om te leren, groeit de onzekerheid en haken mensen sneller af. Met de juiste begeleiding groeit het vertrouwen, ontstaat ruimte om nieuwe dingen te proberen en komt ontwikkeling op gang.

SELECTEER EEN TEKST VOOR DE VOORLEESFUNCTIE

Wat kun je doen als werkgever?

Maatwerk is geen uitzondering, maar een voorwaarde om mensen met een arbeidsbeperking de kans te geven zich te ontwikkelen. Dat vraagt niet om een vastomlijnd protocol, maar om aandacht, flexibiliteit en het lef om buiten de gebaande paden te denken. Wat werkt voor de één, werkt niet voor de ander. Juist daarom is het belangrijk om het goede gesprek te voeren, door te vragen en samen te zoeken naar wat wél mogelijk is. Soms zit de oplossing in kleine aanpassingen, soms in een andere manier van organiseren. Het zit hem niet in perfectie, maar in bereidheid.


Met de onderstaande tips kun je als werkgever maatwerk in LLO mogelijk maken.


Ga het goede gesprek aan

Een goed gesprek begint met oprechte interesse en gelijkwaardigheid. Creëer een veilige ruimte waarin iemand zich gehoord en gerespecteerd voelt. Stel open vragen zoals: ‘Wat houdt je tegen?’ of ‘Wat zou je willen als alles mogelijk was?’ Neem de tijd om echt te luisteren naar de antwoorden, zonder direct oplossingen aan te dragen. Dit is belangrijker bij mensen met een beperking, omdat zij vaker geen rolmodellen hebben. Het dus soms moeilijker vinden om te zien welke mogelijkheden er voor hen zijn.


Doorvragen laat je niet alleen ontdekken wat iemand nodig heeft, maar ook welke belemmerende overtuigingen hij of zij over zichzelf heeft. Benoem kwaliteiten en successen die iemand zelf misschien over het hoofd ziet. Wees je ervan bewust dat woorden en houding een groot verschil maken: erken iemands ervaring en talenten, zonder de beperking centraal te stellen.


Bied leerwerktrajecten en mogelijkheden voor jobcarving aan

Laat mensen al doende leren. Praktijkervaring is vaak effectiever dan langdurige scholing vooraf, zeker voor mensen die leren in de praktijk prettiger of haalbaarder vinden. Door ruimte te bieden voor ontwikkeling tijdens het werk, verlaag je de instapdrempel én vergroot je de kans op succes.


Kijk niet alleen naar wat iemand nu kan, maar ook naar wat mogelijk is. Maak ontwikkeling vanaf het begin onderwerp van gesprek. Wat wil iemand leren? Waar liggen interesses of talenten die verder ontwikkeld kunnen worden? Door samen na te denken over doorgroeimogelijkheden – binnen of buiten de organisatie – vergroot je eigenaarschap, motivatie en toekomstperspectief.


Wees open en duidelijk over mogelijkheden

Benoem ook eerlijk wat (nog) niet kan. Transparantie verlaagt vaak juist de drempel en schept vertrouwen. Vertel daarnaast ook welke mogelijkheden er wél zijn. Durf mensen uit te dagen en vertel dat je tijdens de werkzaamheden ook bereid bent om eventuele aanpassingen door te voeren als die mogelijkheden er zijn. Communiceer daarbij met de medewerkers die de aanpassingen nodig hebben, want zij kunnen soms creatieve oplossingen aandragen.


Ga verder dan de standaardoplossingen

Stem begeleiding, ontwikkelmogelijkheden en werkafspraken af op de persoon. Sta open voor innovatieve oplossingen en denk actief mee over wat er nodig is. Flexibiliteit en creativiteit maken het verschil. Benadruk hierbij dat je voor iedere medewerker kijkt wat erbij hem of haar past voor een optimale productiviteit en betrokkenheid.


Maak gebruik van jobcoaches

Een jobcoach kan een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van mensen met een beperking op de werkvloer. Jobcoaches bieden begeleiding bij het inwerken, het aanleren van taken, het versterken van zelfvertrouwen en het omgaan met eventuele belemmeringen. Hun aanwezigheid kan het verschil maken tussen tijdelijk werk en duurzame inzetbaarheid.


Een jobcoach ondersteunt niet alleen de medewerker, maar ook de werkgever en het team. Ze helpen verwachtingen af te stemmen, signaleren knelpunten vroegtijdig en bouwen bruggen tussen medewerker, collega’s en leidinggevenden. Dit vergroot de betrokkenheid en het draagvlak in de organisatie.


Let bij het inzetten van een jobcoach op een goede match met de medewerker én de organisatie. Maak duidelijke afspraken over rollen en verantwoordelijkheden. Betrek ook het team erbij om samenwerking te bevorderen. Plan regelmatig evaluatiemomenten en blijf aandacht houden voor groei: wat zijn de ambities en welke ondersteuning is daarvoor nodig?


Het doel is altijd om de medewerker zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren. De jobcoach begeleidt dit proces zonder taken over te nemen. Zo wordt begeleiding geen vangnet, maar een springplank naar meer zelfredzaamheid en werkplezier.

SELECTEER EEN TEKST VOOR DE VOORLEESFUNCTIE

Uit de praktijk

Door haar autisme heeft Noor moeite met onverwachte situaties en drukke omgevingen. Daardoor raakt ze soms overprikkeld. Ze bespreekt dit openlijk met haar leidinggevende. Samen zoeken ze naar oplossingen om haar werk beter af te stemmen op haar belastbaarheid. In overleg met het team worden duidelijke afspraken gemaakt: opdrachten worden schriftelijk bevestigd, Noor kan in een rustige ruimte werken en haar werktijden flexibel indelen. Ook krijgt ze één vast aanspreekpunt voor vragen.


Dankzij deze aanpassingen ervaart Noor meer rust en overzicht in haar werk. Ze kan haar energie beter verdelen en haar talenten optimaal inzetten. Het team waardeert de openheid. Dit zorgt voor meer begrip en een inclusieve werksfeer.

Bron: Schroom niet om vragen te stellen - Onbeperkte Denkers

Specifieke groepen

Werknemers bij grotere bedrijven leren meer en worden meer gestimuleerd om te leren.

Laagopgeleiden, flexcontracten en 50-plussers

Werkenden met een lager opleidingsniveau (≤ voorbereidend beroepsonderwijs), werknemers met een uitzendcontract en, in mindere mate, 50-plussers scoren over de gehele linie minder goed op de indicatoren in deze leercultuurmonitor. Voor alle drie deze subgroepen geldt dat ze aanzienlijk minder cursussen en opleidingen hebben gevolgd en minder vaak veel informeel leren. Voor de laagopgeleiden en de uitzendkrachten staat daar tegenover dat ze vaker een formele opleiding volgen. Het aandeel jongeren is relatief hoog onder de laagopgeleiden en uitzendkrachten wat dit mede kan verklaren.


Wat betreft de gevoelde urgentie is het beeld bij de subgroepen meer divers. Zo lijkt er vooral bij laagopgeleiden en 55-plussers weinig directe aanleiding om meer te willen leren. De kennis en vaardigheden sluiten goed aan, kwalificatieveroudering komt minder vaak voor en de behoefte aan scholing is relatief laag. Bij de uitzendkrachten sluiten kennis en vaardigheden minder vaak goed aan op het werk en is men vaker ontevreden over de leermogelijkheden. Zij hebben dan ook vaker dan gemiddeld behoefte aan scholing.


In de werkomgeving van lager opgeleiden en uitzendkrachten zijn minder stimulerende factoren aanwezig dan gemiddeld. Mogelijke verklaring is dat deze groepen voornamelijk operationele werkzaamheden uitvoeren. Bij dergelijke werkzaamheden is vaak meer focus op korte termijn efficiency en minder op leren en ontwikkelen, omdat dit pas op de langere termijn rendeert. Specifiek voor uitzendkrachten speelt de driehoeksverhouding tussen werkende, intermediair en de werkgever die de uitzendkracht inhuurt mogelijk een rol. De intermediair zal werkenden vooral matchen op de huidige skills en minder snel inzetten op plekken waar geleerd kan worden. En de werkgever wil graag direct goed inzetbare mensen. We zien ook dat uitzendkrachten vaker dan gemiddeld aangeven dat ze overgekwalificeerd zijn. Bij oudere werknemers (55-plussers) zijn stimulerende factoren daarentegen juist bovengemiddeld aanwezig. Ze zijn meer bevlogen, voelen zich meer verbonden met de organisatie en hebben meer autonomie in het werk. Leeftijd en werkervaring hangen samen. Oudere werknemers hebben langer de tijd gehad om door te groeien naar meer strategische, specialistische of leidinggevende posities. Posities die zich kenmerken door meer autonomie in het werk.

Zelfstandig ondernemers zonder personeel (zzp) en bedrijfsgrootte

Zzp’ers zijn een belangrijke en groeiende groep werkenden op onze arbeidsmarkt. Ze volgen van oudsher minder vaak opleidingen en cursussen dan werknemers, maar lijken dat verschil in te lopen. Informeel leren zzp’ers vaker veel van de taken in hun werk dan werknemers. Bij zzp’ers zijn stimulerende factoren zoals autonomie en variatie in het werk vaker aanwezig, waardoor de mogelijkheden om van taken te leren toenemen. Bijna 95% is zeer tevreden over de leermogelijkheden in het werk en 4% vindt dat ze te weinig kennis en vaardigheden hebben voor het werk dat ze doen. De gevoelde urgentie om meer te leren onder zzp’ers is daarmee beperkt.


Werknemers bij grotere bedrijven leren meer en worden meer gestimuleerd om te leren. Met toenemende bedrijfsgrootte hebben werknemers vaker een opleiding of cursus gevolgd en zijn stimulerende factoren zoals variatie in het werk en steun van leidinggevende vaker aanwezig. Ook de urgentie om (meer) te leren lijkt meer aanwezig bij werknemers van grote bedrijven. Het ligt dus voor de hand om in het beleid aandacht te hebben voor met name de kleinere bedrijven.


Sectoren

Er zijn veel verschillen tussen sectoren. Over de hele linie doet de zorg het relatief goed en doen de landbouw en handel het minder goed. Zo is in de zorg terug te zien dat men vaker een cursus of opleiding heeft gevolgd en ook vaker behoefte heeft aan scholing en opleiding. Een mogelijke verklaring is dat voor de zorgprofessionals nascholing verplicht is voor het behouden van hun BIG-registratie.


In de sectoren landbouw en handel is het aantal gevolgde cursussen aanmerkelijk lager vergeleken met de andere sectoren en leert men minder vaak informeel. Ook lijkt er minder urgentie te zijn om meer te leren en zijn stimulerende factoren zoals variatie en autonomie in het werk minder vaak aanwezig. In hoeverre de lagere scores op de indicatoren betekent dat werknemers in deze sectoren minder goed mee kunnen met veranderingen op de arbeidsmarkt kan op basis van deze cijfers niet gezegd worden. In de ene sector zullen veranderingen sneller verlopen dan in de andere sector, en in sommige sectoren kan wellicht sneller geschakeld worden als dat noodzakelijk is, bijvoorbeeld op basis van afspraken over loopbaanadvies of leerrekeningen.