Feiten en cijfers
Stimulerende factoren
Ontdek meer: klik op de grafieken voor meer data
In deze paragraaf beschrijven we een aantal factoren die leren stimuleren. Zo weten we dat om te leren bijvoorbeeld variatie in het werk, autonomie, betrokkenheid/bevlogenheid en steun van de leidinggevende van belang zijn voor werkenden (Van der Torre et al., 2020). Met name in de literatuur over informeel leren en de leercultuur binnen organisaties wordt veel nadruk gelegd op de organisatiefactoren, omdat een aantal daarvan door werkgevers beïnvloed kunnen worden en zo leergedrag kan worden gestimuleerd. Denk bijvoorbeeld aan het creëren van meer gevarieerde en uitdagende takenpakketten, het delegeren van verantwoordelijkheden en bevoegdheden (autonomie) zodat medewerkers zich meer betrokken voelen en daarom meer gemotiveerd om het beste uit zichzelf te halen.
Bevlogenheid
Figuur 16: Bevlogenheid (Bron: NEA en ZEA: TNO/CBS)
Bevlogenheid bestaat uit vitaliteit, toewijding en absorptie. Dat betekent dat bevlogen mensen zich energiek voelen in hun werk, betrokken zijn bij hun werk en er helemaal in opgaan. Dit concept is gemeten met items als: “ik ben enthousiast over mijn werk”, of “als ik werk voel ik me fit en sterk”. Vanaf 2020 wordt bevlogenheid tweejaarlijks uitgevraagd onder werknemers. In 2024 betrof dit percentage 55%, een daling ten opzichte van 2020 (60%).
Van de zzp’ers geeft in 2024 70% aan bevlogen te zijn, aanzienlijk hoger in vergelijking met werknemers (55%). Dit percentage is na een dip in 2022 - wellicht door de COVID19-pandemie - weer ongeveer op het niveau van 2020.
Lees meer

In 2024 voelt 68% van de werknemers zich verbonden met de organisatie, een daling van 5 procentpunt sinds 2020 (73%).
Verbonden voelen met de organisatie (Betrokkenheid)
Figuur 17: Verbonden voelen met de organisatie (betrokkenheid) (Bron: NEA: TNO/CBS)
Van de werknemers geeft in 2024 68% aan zich verbonden te voelen met de organisatie waar ze voor werken. Slechts 6% geeft aan zich niet verbonden te voelen. Tussen 2020 (73%) en 2024 trad wel een afname op in het percentage dat zich verbonden voelt. Tussen de verschillende opleidingstypes zijn er weinig verschillen, hoewel hbo-/wo-opgeleiden zich iets vaker verbonden voelen met de organisatie (70%) dan werknemers met een basis- of vmbo-opleiding (65%). Van de leeftijdscategorieën voelen ouderen zich vaker verbonden dan jongeren (73% versus 61%). Van de werknemers met een vast contract voelt 72% zich verbonden met de organisatie en 53% van de uitzendkrachten. Werknemers in een kleine organisatie (1 tot 9 werknemers) scoren ook hoger dan gemiddeld; 76% geeft aan zich verbonden te voelen met de organisatie. Het aandeel neemt af naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt - naar 66% in bedrijven met 100 of meer werknemers waar bovendien de afname sinds 2020 bovengemiddeld was. Ook zien we weer verschillen tussen de sectoren: de landbouw en bouw scoren met respectievelijk 79% en 77% bovengemiddeld. In de landbouw bleef daarnaast het percentage stabiel ten opzichte van 2020. De handel heeft het laagste aandeel werknemers dat zich verbonden voelt met de organisatie waarvoor ze werken (63%).
Op het gebied van autonomie scoren zzp’ers hoger dan werknemers (87% vs 58%).

Ervaren autonomie
Figuur 18: Ervaren autonomie (Bron: NEA en ZEA: TNO/CBS)
Lees meer
Werkgevers van kleine bedrijven van 1 tot 9 werknemers geven vaker aan dat hun medewerkers veel autonomie krijgen (39%) dan werkgevers van de grotere bedrijven.
Autonomie volgens werkgevers
Figuur 19: Autonomie volgens werkgevers (Bron: WEA: TNO)
Aan werkgevers is ook gevraagd in welke mate zij vinden dat hun werknemers autonomie hebben over het zelf kunnen bepalen van werkmethode, -verdeling en -tijden. Van de werkgevers vindt in 2024 36% dat hun werknemers veel autonomie hebben. Werkgevers van kleine bedrijven van 1 tot 9 werknemers geven vaker dat hun medewerkers veel autonomie krijgen (39%) dan werkgevers van de grotere bedrijven (bijvoorbeeld 26% in de grootste bedrijven). In de landbouw geeft maar een kwart van de werkgevers aan dat hun werknemers veel autonomie hebben, gevolgd door de bouw en de zorg (beide circa een op de drie werkgevers); in de zakelijke dienstverlening is het juist bijna de helft van de werkgevers (48%) die aangeeft dat hun werknemers veel autonomie hebben.
Ongeveer 40% van de medewerkers leert veel van hun taken en van de mensen op hun werk.
Het aandeel zzp’ers dat veel variatie in het werk ervaart, is met 74% (in 2024) 14 procentpunten hoger dan bij werknemers.
Gevarieerd werk
Figuur 20: Gevarieerd werk (Bron: NEA en ZEA: TNO/CBS)
Drie op de vijf werknemers vinden in 2024 dat zij veel variatie in hun werk hebben en dat percentage is stabiel gebleven sinds 2020. Vooral de verschillen tussen opleidingstypes, typen arbeidscontracten en sectoren zijn groot. Van de hbo-/wo-opgeleiden vindt 72% het werk gevarieerd, terwijl dat 41% is onder de werknemers met een basis- of vmbo-opleiding. Van de vaste krachten vindt 65% het werk gevarieerd. Onder oproep- en invalkrachten is dat 37% en onder uitzendkrachten 44%. In de zorg en bouw geven relatief veel werknemers aan dat zij gevarieerd werk hebben (respectievelijk 71% en 68%). In de handel en landbouw geven relatief weinigen dit aan (45% en 52%). Het aandeel zzp’ers dat veel variatie in het werk ervaart, is met 74% (in 2024) 14 procentpunten hoger dan bij werknemers. Net als bij werknemers zien we aanzienlijke verschillen tussen opleidingstypes.
Lees meer
In 2024 stimuleerde volgens 80% van de werknemers hun leidinggevende de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Dit was in 2020 77%.
Ervaren steun leidinggevende
Figuur 21: Ervaren steun leidinggevende (Bron: NEA: TNO/CBS)
Steun van leidinggevenden is belangrijk om leren en ontwikkelen te stimuleren. In 2024 stimuleerde volgens 80% van de werknemers hun leidinggevende de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Dit was in 2020 77%. Hbo-/wo-opgeleide werknemers worden vaker gestimuleerd in hun ontwikkeling dan werknemers met een basis- of vmbo-opleiding (84% versus 72%). De grootste verschillen zien we bij de contracttypen. Bij 82% van de vaste krachten en ook van de werknemers met tijdelijk en/of vast contract zonder vaste uren stimuleert de leidinggevende de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Bij oproep- en invalkrachten en uitzendkrachten is dat respectievelijk 66% en 69%. Van de sectoren scoren de zorg (85%) en bouw (84%) het hoogst op dit aspect. In de handel daarentegen ervaren relatief weinig werknemers (71%) steun vanuit hun leidinggevenden voor ontwikkeling van hun kennis en vaardigheden.
Figuur 22: Gegeven steun volgens werkgevers (Bron: WEA: TNO)
Bij 79% van de werkgevers zijn in 2024 scholings- en opleidingsmogelijkheden beschikbaar.
Scholingsmogelijkheden en financiering bij werkgevers
De sectoren verschillen redelijk sterk. In de zorg (92%) geeft het grootste deel van de werkgevers aan dat medewerkers gestimuleerd worden; in de handel (71%) en landbouw is daar aanzienlijk minder sprake van. Ongeveer hetzelfde beeld is er voor leren van collega’s, leidinggevenden en klanten. In de kleinste bedrijven, tot 9 werknemers, worden ook bij wat minder werkgevers (78%) de medewerkers gestimuleerd om te leren en zich te ontwikkelen dan bij de grotere bedrijven (circa 84%).
Figuur 23: Gebruik O&O gelden voor scholing door bij werkgevers (Bron: WEA: TNO)
Bij 79% van de werkgevers zijn in 2024 scholings- en opleidingsmogelijkheden beschikbaar. Van O&O-gelden maakt 13% van de werkgevers gebruik, waarmee dit gebruik tussen 2019 en 2024 is toegenomen.
Figuur 24: Scholingsmogelijkheden bij werkgevers (Bron: WEA: TNO)
Lees meer
Bij grote vestigingen zijn vaker functioneringsgesprekken en promotie- en loopbaanmogelijkheden beschikbaar dan bij kleine vestingen.
Beschikbaarheid gesprek en loopbaanmogelijkheden bij werkgevers
Figuur 22: Beschikbaarheid gesprek en loopbaanmogelijkheden bij werkgevers (Bron: WEA: TNO)
Bij bijna driekwart van de werkgever zijn in 2021 functionerings- en/of beoordelingsgesprekken beschikbaar en bij de helft ook promotie- en loopbaanmogelijkheden. De beschikbaarheid van beide arbeidsvoorwaarderegelingen is sinds 2016 nagenoeg stabiel. Het aandeel werkgevers met deze regelingen neemt toe met de vestigingsgrootte. Bij 72% van werkgevers met 1-9 werknemers in dienst zijn functionerings- en/of beoordelingsgesprekken beschikbaar en 46% geeft aan promotie- en loopbaanmogelijkheden te hebben, tegenover 95% respectievelijk 88% bij werkgevers met een vestigingsgrootte van 100 of meer werknemers. In de zorg is het aandeel werkgevers waar men functionerings- en/of beoordelingsgesprekken houdt het hoogst (92%) en in de handel het laagst (72%). In de landbouw bieden werkgevers relatief het minst vaak promotie- en loopbaanmogelijkheden aan (44%) en in de zakelijke dienstverlening het vaakst (71%).
Lees meer
Bevlogenheid
Naarmate de leeftijd toeneemt, zijn medewerkers vaker bevlogen. Bij medewerkers van 15-34 jaar is 2022 48% zeer bevlogen. Dat percentage betreft 65% onder de 55-plussers. Tussen opleidingsniveaus zijn de verschillen beperkt. De bevlogenheid is het hoogst onder medewerkers met een vast contract (58% in 2022). Oproep- of invalkrachten scoren vergeleken met alle andere soorten dienstverbanden het laagst op bevlogenheid (48%). Als we kijken naar de verschillen naar bedrijfsgrootten, lijken medewerkers in kleinere bedrijven meer bevlogen te zijn. Medewerkers werkzaam in een bedrijf van 1-9 werknemers scoren het hoogst (61%) en medewerkers in een bedrijf van 50-99 werknemers het laagst (53%), maar de verschillen zijn klein. Tussen de sectoren zijn de verschillen ook klein. In de handel sector geven medewerkers het minst aan vaak aan bevlogen te zijn (50%).
Van de zzp’ers geeft 67% in 2022 aan bevlogen te zijn, aanzienlijk hoger in vergelijking met werknemers (56%). Dit percentage is redelijk stabiel sinds 2014. Ook voor zzp’ers geldt dat naarmate de leeftijd toeneemt ze vaker zeer bevlogen zijn. Onder oudere zzp’ers (55-plussers) zien we dat 73% in 2022 aangeeft (zeer) bevlogen te zijn, voor jongere zzp’ers tussen de 15 en 34 is dit percentage 61%. Wederom zien we op sectorniveau niet veel verschil.
Ervaren autonomie
Oudere werknemers zitten vaker in een leidinggevende positie en jongeren hebben vaker meer uitvoerende werkzaamheden. Van de uitzendkrachten en oproepkrachten ervaren respectievelijk 38% en 33% veel autonomie. Uitzendkrachten laten hierin wel een sterke groei zien in het afgelopen jaar (stijging van 9 procentpunten). De verschillen tussen bedrijfsgrootten zijn kleiner (ongeveer 5% afwijking van het gemiddelde). De zorg (46%), handel (52%) en landbouw (54%) staan onderaan het rijtje wat betreft ervaren autonomie onder medewerkers en de bouw scoort relatief goed met 75%.
Op het gebied van autonomie scoren zzp’ers hoger dan werknemers: 85% van de zzp’ers geeft in 2022 aan regelmatig autonomie te ervaren in het werk. Eigen baas zijn is een van de voornaamste motieven van het zzp-schap. Over de jaren heen is het aandeel zzp’er met hoge autonomie stabiel. De verschillen tussen opleidingsniveaus en leeftijden zijn aanzienlijk bij zzp’ers. Van de hoogopgeleiden zzp’ers geeft 87% aan veel autonomie te ervaren en van de laagopgeleiden zzp’ers 79%. Van de 55-plussers geeft 90% veel autonomie te ervaren ten opzichte van 76% bij medewerkers onder de 35. Qua sectoren ervaren zzp’ers in de zorg en landbouw relatief weinig autonomie en dat beeld zagen we ook bij werknemers terug. Het aantal zzp’ers met een hoge autonomie wijkt niet af van gemiddeld, zoals bij de werknemers dit wel het geval is.
Gevarieerd werk
Het aandeel zzp’ers dat veel variatie in het werk ervaart is met 75% (in 2022) bijna 15 procentpunten hoger dan bij werknemers. Net als bij werknemers zien we aanzienlijke verschillende tussen opleidingsniveaus. Van de hoogopgeleiden vindt 82% hun werk erg gevarieerd en bij laagopgeleiden is dat 56%. De verschillen tussen leeftijdscategorieën zijn klein met 77% voor de jongeren (15-34 jaar) en 72% voor de 55-plussers. Binnen de sectoren zien we dat relatief veel zzp’ers in de en recreatie (82%) en zorg (79%) hun werk heel gevarieerd vinden en in de landbouw (59%) en handel (65%) vinden juist relatief weinig zzp’ers hun werk gevarieerd.
Scholingsmogelijkheden en financiering bij werkgevers
Het aandeel werkgevers waarbij (maatwerk voor) scholings- en opleidingsmogelijkheden beschikbaar is neemt toe met de vestigingsgrootte. Ook weten werkgevers naarmate de vestigingsgrootte toeneemt beter hun weg naar O&O gelden voor vergoeding van scholing (5% bij een vestigingsgrootte van 1-9 werknemers vs. 29% bij een vestigingsgrootte van 100 werknemers of meer). In de zorg (93%) en de zakelijke dienstverlening en bouw (respectievelijk 84 en 89%) zijn scholings- en opleidingsmogelijkheden het vaakst beschikbaar, evenals de maatwerkmogelijkheden. In de bouw is in 2021 (maatwerk voor) scholings- en opleidingsmogelijkheden het minst vaak beschikbaar.
Beschikbaarheid gesprek en loopbaanmogelijkheden bij werkgevers
In de zorg is het aandeel werkgevers waar men functionerings- en/of beoordelingsgesprekken houdt het hoogst (92%) en in de handel het laagst (72%). In de landbouw bieden werkgevers relatief het minst vaak promotie- en loopbaanmogelijkheden aan (44%) en in de zakelijke dienstverlening het vaakst (71%).