Inleiding

Leven lang ontwikkelen staat al enige tijd hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Leren stopt niet na het afronden van een opleiding, maar is continu nodig om inzetbaar te zijn en blijven op de arbeidsmarkt. Een sterke leercultuur is essentieel voor het verbeteren van ons innovatievermogen. En om als maatschappij goed om te gaan met de grote transities zoals de energietransitie, de digitale transitie en om te kunnen gaan met de tekorten op de arbeidsmarkt. De SER werkt daarom vanuit de Actie-agenda Leven Lang Ontwikkelen samen met een brede groep regionale, sectorale en landelijke partners aan het versterken van de leercultuur in Nederland.


Dit is de tweede editie van de monitor leercultuur, een samenwerking tussen de SER en TNO met als doel de leercultuur van werkend Nederland beter inzichtelijk te maken.

In hoeverre zien we een toename van leven lang ontwikkelen in Nederland? Welke verschillen zijn er tussen groepen werkenden? En op welke onderdelen gaat het de goede kant op en waar zijn extra aandacht en inspanningen nodig?

Leercultuur is een breed en complex begrip dat niet in één getal (indicator) te vatten is.

We hebben het begrip leercultuur als volgt gedefinieerd:

“Een leercultuur houdt in dat leren en ontwikkelen binnen een gemeenschap vanzelfsprekend is voor iedereen en voor een belangrijk deel is geïntegreerd in dagelijkse activiteiten”.

Leercultuur is een breed en complex begrip dat niet in één getal te vatten is. Daarom is het van belang niet alleen te kijken naar hoeveel opleidingen en cursussen worden gevolgd (respectievelijk formeel en non-formeel leren), maar ook hoeveel er van het werk zelf geleerd wordt, zoals leren van uitdagende taken of van collega's (informeel leren). Het stimuleren van een leercultuur is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van individuen, werkgevers, onderwijsinstellingen en overheidsinstanties.


De indicatoren van leercultuur zijn in deze monitor geclusterd naar drie groepen die gezamenlijk de leercultuur beschrijven:

  • Het daadwerkelijke leergedrag (formeel, non-formeel en informeel leren).
  • De gevoelde urgentie (behoefte aan scholing en aansluiting van competenties op het werk).
  • Stimulerende factoren voor leren en ontwikkelen (werkkenmerken en HR-beleid).

De monitor laat zien hoe afzonderlijke aspecten van leercultuur zich in de tijd ontwikkelen. Een cultuurverandering vraagt tijd, en meetbare veranderingen zullen pas over een langere termijn zichtbaar worden in gedragsverandering.


In dit magazine worden eerst de hoofdlijnen uit de monitor op een rij gezet, onderverdeeld naar de drie typen indicatoren (leergedrag, gevoelde urgentie en stimulerende factoren) en kijken we naar de ontwikkelingen voor specifieke groepen. In het tweede deel van het magazine zijn de feiten en cijfers opgenomen. Per indicator is een interactieve figuur beschikbaar die de ontwikkeling in de tijd weergeeft en uit te splitsen is naar opleidingsniveaus, type contract, leeftijd en sector. Deze data kan door overheden, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties op nationaal en sectoraal niveau worden gebruikt bij de ontwikkeling van beleid.


De monitor is gebaseerd op data uit bestaande enquêtes: de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van TNO en CBS en de Werkgever Enquête Arbeid (WEA) van TNO zijn de onderliggende bronnen. Sinds de vorige, eerste, editie van de monitor (uit 2021) is er een update beschikbaar van de data uit de NEA en de WEA. Voor de ZEA en voor het onderdeel informeel leren is dit jaar geen update van de cijfers beschikbaar. Het methodologische rapport en inbedding in de literatuur zijn terug te vinden aan het eind van dit magazine. Waar relevant verwijzen we naar ander onderzoek om de resultaten aan te vullen of te duiden.


Ontwikkeling van leercultuur op hoofdlijnen

Leercultuur is een breed en complex begrip dat niet in één getal (indicator) te vatten is.